ECLI:NL:CRVB:2016:567

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 februari 2016
Publicatiedatum
19 februari 2016
Zaaknummer
14/5290 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning ouderdomspensioen op grond van de AOW met terugwerkende kracht

Op 19 februari 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, die een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aanvroeg. Appellante, geboren in 1938 en woonachtig in Marokko, had in 2011 een aanvraag ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) voor een ouderdomspensioen. Deze aanvraag werd bij besluit van 3 mei 2013 ingewilligd, maar met terugwerkende kracht tot april 2011. Appellante maakte bezwaar tegen het besluit van de Svb, dat gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond werd verklaard. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, met de overweging dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een toekenning met meer dan één jaar terugwerkende kracht rechtvaardigden.

In hoger beroep betoogde appellante dat zij niet eerder dan eind 2011 een aanvraag had ingediend, omdat zij door haar overleden echtgenoot op het verkeerde been was gezet en niet op de hoogte was van haar zelfstandig recht op AOW. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat onbekendheid met de wet geen grond vormt voor een bijzondere situatie die een afwijking van de regels rechtvaardigt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/5290 AOW
Datum uitspraak: 19 februari 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
12 augustus 2014, 13/5063 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2016. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is geboren in 1938 en heeft haar hele leven in Marokko gewoond. In 1963 is appellante gehuwd met [A.] , die enige tijd in Nederland heeft gewoond en gewerkt en later is gehuwd met [B.] . [A.] is op 7 mei 2013 overleden.
1.2.
Eind 2011 heeft appellante de Svb verzocht om haar een ouderdomspensioen toe te kennen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Deze aanvraag is bij besluit van
3 mei 2013 ingewilligd, in die zin dat bij dit besluit vanaf april 2011 een ouderdomspensioen aan appellante is toegekend.
1.3.
Tegen het besluit van 3 mei 2013 heeft appellante bezwaar gemaakt. Dit bezwaar heeft de Svb bij besluit van 6 augustus 2013 (bestreden besluit) onder verwijzing naar artikel 16 van de AOW gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. In vervolg hierop is over december 2010 tot en met maart 2011 een ouderdomspensioen aan appellante toegekend en nabetaald.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen sprake is van een bijzonder geval op grond waarvan met meer dan één jaar terugwerkende kracht een ouderdomspensioen aan appellante moet worden toegekend.
3. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij niet eerder dan eind 2011 een aanvraag bij de Svb heeft ingediend, omdat zij door [A.] op het verkeerde been is gezet en lang niet heeft geweten dat zij een zelfstandig recht heeft op een ouderdomspensioen op grond van de AOW.
4.1.
De Raad oordeelt als volgt.
4.2.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dit oordeel berust. Onbekendheid met de wet levert in de regel en ook in dit geval geen grond op om een bijzonder geval als bedoeld in artikel 16 van de AOW aanwezig te achten.
4.3.
Uit punt 4.2 volgt dat het hoger beroep van appellante faalt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2016.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) R.L. Rijnen

NK