ECLI:NL:CRVB:2016:567
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning ouderdomspensioen op grond van de AOW met terugwerkende kracht
Op 19 februari 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, die een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aanvroeg. Appellante, geboren in 1938 en woonachtig in Marokko, had in 2011 een aanvraag ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) voor een ouderdomspensioen. Deze aanvraag werd bij besluit van 3 mei 2013 ingewilligd, maar met terugwerkende kracht tot april 2011. Appellante maakte bezwaar tegen het besluit van de Svb, dat gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond werd verklaard. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, met de overweging dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een toekenning met meer dan één jaar terugwerkende kracht rechtvaardigden.
In hoger beroep betoogde appellante dat zij niet eerder dan eind 2011 een aanvraag had ingediend, omdat zij door haar overleden echtgenoot op het verkeerde been was gezet en niet op de hoogte was van haar zelfstandig recht op AOW. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat onbekendheid met de wet geen grond vormt voor een bijzondere situatie die een afwijking van de regels rechtvaardigt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.