Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
Centrale Raad van Beroep aan appellant wordt terugbetaald.
Centrale Raad van Beroep
Op 17 februari 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een appellant die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. De appellant had verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijk verklaring, met de stelling dat hij door persoonlijke omstandigheden niet in staat was geweest om het griffierecht tijdig te betalen. Hij verwees naar een telefonisch contact met de griffie, waarin hem zou zijn medegedeeld dat hij het griffierecht alsnog kon voldoen.
De Raad heeft het verzet behandeld op 3 februari 2016, waarbij de appellant aanwezig was, maar het Uwv niet vertegenwoordigd was. In de overwegingen van de Raad werd vastgesteld dat de appellant geen feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim was geweest. De Raad oordeelde dat de omstandigheden die de appellant had geschetst, niet verschoonbaar waren en dat het contact met de griffie pas na de termijn voor betaling had plaatsgevonden.
De uitspraak concludeerde dat het verzet ongegrond werd verklaard en dat het te laat betaalde griffierecht van € 122,- door de griffier aan de appellant zou worden terugbetaald. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 17 februari 2016.