ECLI:NL:CRVB:2016:537

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 februari 2016
Publicatiedatum
18 februari 2016
Zaaknummer
14-7105 TW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens te late betaling griffierecht

Op 17 februari 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een appellant die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. De appellant had verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijk verklaring, met de stelling dat hij door persoonlijke omstandigheden niet in staat was geweest om het griffierecht tijdig te betalen. Hij verwees naar een telefonisch contact met de griffie, waarin hem zou zijn medegedeeld dat hij het griffierecht alsnog kon voldoen.

De Raad heeft het verzet behandeld op 3 februari 2016, waarbij de appellant aanwezig was, maar het Uwv niet vertegenwoordigd was. In de overwegingen van de Raad werd vastgesteld dat de appellant geen feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim was geweest. De Raad oordeelde dat de omstandigheden die de appellant had geschetst, niet verschoonbaar waren en dat het contact met de griffie pas na de termijn voor betaling had plaatsgevonden.

De uitspraak concludeerde dat het verzet ongegrond werd verklaard en dat het te laat betaalde griffierecht van € 122,- door de griffier aan de appellant zou worden terugbetaald. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 17 februari 2016.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 februari 2016
14/7105 TW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 18 november 2014, 14/1467 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 31 juli 2015 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 3 februari 2016. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 31 juli 2015 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet heeft appellant aangevoerd dat hij veel aan zijn hoofd heeft en het tijdig betalen van het griffierecht hem is ontschoten. Ook heeft hij gewezen op een telefonisch contact met de griffie van de Raad waarin zou zijn medegedeeld dat hij het griffierecht alsnog kon betalen.
De Raad stelt vast dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. De door appellant geschetste omstandigheden brengen niet mee dat de te late betaling van het griffierecht verschoonbaar is. Het contact met de griffie heeft, daargelaten de inhoud ervan, pas plaatsgevonden nadat de termijn voor de betaling van het griffierecht ongebruikt was verstreken.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 122,-) zal door de griffier van de Raad aan appellant worden terugbetaald.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het verzet ongegrond;
- bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 122,- door de griffier van de
Centrale Raad van Beroep aan appellant wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2016.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) N. Talhaoui
GdJ