ECLI:NL:CRVB:2016:5144

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 december 2016
Publicatiedatum
11 januari 2017
Zaaknummer
15/2593 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afgewezen verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake bijstandsintrekking

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 27 november 2014, waarin haar beroep tegen de afwijzing van haar bezwaar tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering niet-ontvankelijk werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 december 2016 uitspraak gedaan. De Raad gaat uit van de feiten dat het college van burgemeester en wethouders van Emmen op 13 december 2013 de bijstand van appellante heeft ingetrokken, met ingang van 12 november 2013. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd op 20 januari 2014 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 7 juli 2014 het beroep tegen deze beslissing niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet tijdig was ingesteld. Appellante heeft vervolgens een verzoek om herziening ingediend, dat door de rechtbank is afgewezen, omdat zij geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die een herziening rechtvaardigden.

In hoger beroep heeft appellante geen nieuwe argumenten naar voren gebracht, maar zich beperkt tot het herhalen van eerdere gronden. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van A. Mansourova als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 december 2016.

Uitspraak

15/2593 WWB
Datum uitspraak: 27 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 27 november 2014, 14/2877 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante], woonplaats onbekend (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Emmen (college)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2016. Appellante is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Bethlehem.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 13 december 2013 heeft het college de bijstand van appellante met ingang van 12 november 2013 ingetrokken. Bij besluit van 20 januari 2014 heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 13 december 2013 ongegrond verklaard.
1.2.
Bij uitspraak van 7 juli 2014 heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
20 januari 2014 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het beroep niet tijdig is ingesteld en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het verzoek om herziening van de uitspraak van 7 juli 2014 met toepassing van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat appellante geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb heeft aangevoerd. De rechtbank heeft erop gewezen dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet is bedoeld om - anders dan op grond van enig nieuwe feit of enige nieuwe omstandigheid - een hernieuwde discussie te voeren over de betrokken zaak en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep geen wezenlijk andere beroepsgronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellante heeft zich in wezen beperkt tot het herhalen van de in beroep aangevoerde gronden die er op neerkomen dat zij tijdig beroep heeft ingesteld tegen het besluit van
20 januari 2014.
4.2.
De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot herziening van de uitspraak van de rechtbank van 7 juli 2014. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en volstaat met de verwijzing daarnaar. De rechtbank heeft het verzoek om herziening op goede gronden afgewezen.
4.3.
Ut 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van A. Mansourova als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 december 2016.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) A. Mansourova

HD