ECLI:NL:CRVB:2016:5116
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsaanvraag en woonplaatsbepaling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die zijn beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond verklaarde. Appellant had bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) aangevraagd, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat hij niet aannemelijk had gemaakt waar zijn hoofdverblijf was, namelijk in Nederland of België. De rechtbank oordeelde dat appellant niet consistent had verklaard over zijn verblijf in Amsterdam en dat de door hem ingebrachte verklaringen van derden onvoldoende gewicht hadden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat appellant wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt dat zijn centrum van maatschappelijk leven zich in Amsterdam bevond. De Raad oordeelde dat de eerdere besluiten van het college niet zorgvuldig waren voorbereid en niet op een deugdelijke feitelijke grondslag berustten. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het besluit van 17 september 2015, en droeg het college op om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellant tegen de eerdere besluiten.
Daarnaast werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.984,- bedroegen. De uitspraak werd gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van griffier J. Tuit, en werd openbaar uitgesproken op 27 december 2016.