ECLI:NL:CRVB:2016:5107
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening wegens onvoldoende inzicht in financiële situatie
In deze zaak heeft appellant op 30 april 2014 bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand. De aanvraag werd op 12 mei 2014 ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op een gebrek aan inzicht in de financiële omstandigheden van appellant in de periode voorafgaand aan de aanvraag. Appellant heeft op 8 juli 2014 een verklaring afgelegd, maar het college heeft in vervolg op de aanvraag en een hoorzitting geen voldoende bewijs ontvangen van de middelen waaruit appellant in zijn levensonderhoud heeft voorzien. Het college heeft de aanvraag op 10 juli 2014 afgewezen en dit besluit werd later bevestigd in een tweede besluit op 10 maart 2015, waarin appellant wederom werd verzocht om verifieerbare gegevens te overleggen.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het tweede besluit ongegrond. De rechtbank oordeelde dat appellant niet voldoende duidelijkheid had verschaft over zijn financiële situatie, met name over de leningen en de verhuur van zijn woning. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de beslissing van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de bewijslast voor de bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan. De enkele verklaringen van appellant over het leven van leningen en huuropbrengsten waren onvoldoende om zijn financiële situatie te onderbouwen. De Raad concludeerde dat het college de aanvraag terecht had afgewezen en bevestigde de aangevallen uitspraak.