Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Vanaf 15 juli 2012 wonen deze kinderen in Turkije bij hun oma, [naam oma], en volgen aldaar onderwijs.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R. Küçükünal, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) om kinderbijslag te verstrekken voor zijn kinderen over het derde kwartaal van 2012 en het eerste kwartaal van 2013. De Svb had geweigerd de kinderbijslag te verstrekken omdat de appellant niet had aangetoond dat hij aan de voor hem geldende onderhoudsbijdrage had voldaan. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, omdat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de kinderen in de betreffende kwartalen niet tot het huishouden van de appellant behoorden. Hierdoor kon de appellant alleen aanspraak maken op kinderbijslag indien hij kon aantonen dat hij de kinderen in belangrijke mate had onderhouden. De Raad onderschreef de eerdere overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de appellant niet aan de vereisten had voldaan. Hij had geen bewijs van stortingen overgelegd en de door hem verrichte betalingen voldeden niet aan de eis van eenvoudige controleerbaarheid. Bovendien had de appellant in hoger beroep geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om bewijs te leveren van zijn verblijf in Turkije.
De Raad kwam tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door P. Vrolijk, in tegenwoordigheid van A.M.C. de Vries als griffier.