ECLI:NL:CRVB:2016:5040
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering bijstandsuitkering op basis van woonplaats buiten gemeente
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 21 oktober 2014 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond verklaarde. Appellant ontving sinds 24 november 2011 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand, maar het college heeft zijn bijstand ingetrokken en teruggevorderd op basis van het feit dat appellant niet in Amsterdam woonde, maar bij zijn vriendin in Hilversum. Dit besluit volgde na een onderzoek door de afdeling handhaving van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, na een tip dat appellant al twee jaar bij zijn vriendin verbleef.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden in deze zaak zorgvuldig gewogen. Appellant heeft aangevoerd dat het college niet enkel op basis van zijn verklaring tot intrekking mocht overgaan, omdat deze verklaring tegenstrijdigheden bevatte en onder druk was afgelegd. De Raad oordeelt echter dat het college voldoende bewijs had om aan te nemen dat appellant niet in Amsterdam verbleef, en dat de verklaring van appellant voldoende feitelijke grondslag bood voor de conclusie dat hij bij zijn vriendin in Hilversum woonde. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 27 december 2016, waarbij de Raad de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigt en het hoger beroep van appellant afwijst.