ECLI:NL:CRVB:2016:5039
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag voor bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag en de gevolgen van het accepteren van een woning boven de huurtoeslaggrens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, geboren in 1993, ontving een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en had op 1 april 2015 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel, omdat er geen sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden die noodzakelijke kosten van het bestaan met zich meebrachten. Appellante had de woning geaccepteerd, wetende dat de huur boven de huurtoeslaggrens lag, en stelde dat zij zich had ingespannen om een goedkopere woning te vinden, maar dat deze niet beschikbaar waren.
De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en in hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep deze uitspraak. De Raad oordeelde dat appellante niet voldoende had onderbouwd dat de hoge woonkosten voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. Het college had in het verweerschrift toegelicht dat appellante na afloop van de urgentietermijn de mogelijkheid had om bemiddeld te worden naar een woning, en dat zij hiervan op de hoogte was gesteld. Appellante had haar stelling dat zij niet op de hoogte was van deze mogelijkheid onvoldoende onderbouwd. De Raad concludeerde dat de keuze van appellante om de woning te accepteren niet kon worden afgewenteld op de bijstand, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.