ECLI:NL:CRVB:2016:5003
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake opschorting en intrekking van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellante ontving sinds 22 oktober 2010 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een heronderzoek door de gemeente Rotterdam, waarbij appellante niet op een uitnodiging voor een gesprek verscheen, heeft het college de bijstand opgeschort en later ingetrokken. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college onterecht heeft gehandeld door de bijstand op te schorten en in te trekken, omdat zij niet tijdig de gevraagde gegevens heeft overgelegd. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante de gevraagde informatie niet tijdig heeft verstrekt en dat het college bevoegd was om de bijstand op te schorten en in te trekken. De Raad oordeelt dat de termijn voor het aanleveren van de documenten niet onredelijk kort was en dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de gevraagde gegevens niet binnen de gestelde termijn kon overleggen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.