ECLI:NL:CRVB:2016:4999
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag en herbeoordeling bijstandbehoevendheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die als zelfstandige had gewerkt en na faillissement in Monaco was gedetineerd, had op 18 juni 2014 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Soest had deze aanvraag op 5 november 2014 afgewezen, omdat de appellant onvoldoende inzicht had gegeven in zijn financiële situatie en niet had voldaan aan de inlichtingenverplichting. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de appellant voldoende bewijs had geleverd van zijn bijstandbehoevendheid. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in de te beoordelen periode van 18 juni 2014 tot 5 november 2014 verkeerde in bijstandbehoevende omstandigheden en dat het college ten onrechte de aanvraag had afgewezen. De Raad heeft het besluit van het college vernietigd en bepaald dat de appellant met terugwerkende kracht recht heeft op bijstand vanaf 18 juni 2014. Tevens is het verzoek van de appellant om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente toegewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de relevante stukken pas in beroep en hoger beroep zijn overgelegd.