In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had een aanvraag ingediend voor een Wet Wajong-uitkering, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende onderbouwing had gegeven voor het standpunt dat de functionele mogelijkheden van de appellant niet konden worden vastgesteld vanwege bewust onderpresteren. Dit oordeel was gebaseerd op een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de toelichting van psycholoog M.S.P. Vermeulen, die had vastgesteld dat de appellant bij de symptoomvalidatietest (TOMM) een dermate lage score had behaald dat dit duidde op onderpresteren. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit 1 gegrond verklaard, terwijl het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond werd verklaard. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.588,48 bedroegen, inclusief griffierecht.