ECLI:NL:CRVB:2016:4934
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van verzwegen onroerend goed in Turkije
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant had in 2008 bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en verklaard geen onroerend goed te bezitten. Echter, na een huisbezoek in 2012 bleek dat de appellant onroerend goed in Turkije bezat, wat leidde tot een herziening van de bijstandsverlening door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college had de bijstand herzien en een bedrag van € 21.360,93 teruggevorderd, omdat het vermogen van de appellant de voor hem geldende vermogensgrens overschreed. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het college gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. De appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat de rechtbank ten onrechte de waarde van de taxatie door een onafhankelijke taxateur als zorgvuldig had beschouwd. De Raad oordeelde dat het college niet verplicht was om samen met de appellant een taxateur aan te wijzen en dat de taxatie zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van de appellant niet slaagde.