ECLI:NL:CRVB:2016:4924

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
21 december 2016
Zaaknummer
16/3037 ZVW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak

Op 20 december 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/3037 ZVW-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellant tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak van 17 augustus 2016 was gebaseerd op het feit dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend en dat appellant niet in verzuim was. Appellant heeft in zijn verzet aangevoerd dat hij door een rugblessure en andere juridische procedures niet in staat was om tijdig hoger beroep in te stellen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden die appellant heeft geschetst, niet voldoende zijn om te concluderen dat de termijnoverschrijding hem redelijkerwijs niet kan worden verweten. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet in staat was om binnen de gestelde termijn hoger beroep in te stellen, en heeft daarom het verzet ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in deze zaak. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier N. Talhaoui, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 december 2016
16/3037 ZVW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 mei 2014, 13/6450 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
Zorginstituut Nederland

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 17 augustus 2016 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 22 november 2016, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 17 augustus 2016 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet heeft appellant onder meer aangevoerd dat hij een rugblessure heeft opgelopen en dat hij in allerlei andere procedures is verwikkeld.
De Raad ziet in de door appellant geschetste omstandigheden geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding appellant redelijkerwijs niet kan worden verweten. Deze brengen immers niet mee dat appellant niet in staat is geweest binnen de termijn hoger beroep in
te stellen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2016.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) N. Talhaoui
JvC