ECLI:NL:CRVB:2016:4923

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
21 december 2016
Zaaknummer
15/1814 WUV-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake sociale verzekeringsbank

Op 20 december 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/1814 WUV-V. De zaak betreft een verzet van appellante, die in Spanje verblijft, tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 14 juni 2016. In die uitspraak werd het beroep van appellante tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 24 november 2015 niet-ontvankelijk verklaard. Appellante had in verzet aangevoerd dat zij niet in staat was om de aangetekende brief van de Svb op te halen vanwege gezondheidsredenen en dat zij problemen had met het digitaal indienen van haar beroepschrift.

De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat zij niet in verzuim is geweest. De Raad benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de betrokkene is om kennis te nemen van belangrijke poststukken, ook tijdens een verblijf in het buitenland. Appellante had voorafgaand aan haar vertrek naar het buitenland geen maatregelen getroffen om de afhandeling van post te waarborgen. Bovendien had zij haar beroepschrift ook tijdig per post kunnen indienen, wat haar argument over de digitale indiening irrelevant maakt.

Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier N. Talhaoui, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 december 2016
15/1814 WUV-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het geding tussen:
Partijen:
[Appellante] te Spanje (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht van
14 juni 2016 heeft de Raad het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb van
24 november 2015 niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 14 juni 2016 heeft appellante verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 22 november 2016. Appellante is verschenen. De Svb is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 14 juni 2016 berust op de overwegingen dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een beroepschrift kon worden ingediend, was
5 januari 2015. Appellante heeft bij de rechtbank Amsterdam digitaal beroep ingesteld op
13 januari 2015. De rechtbank heeft het beroepschrift doorgezonden aan de Raad.
In verzet heeft appellante aangevoerd dat zij niet in staat is geweest de aangetekende brief van de Svb bij het postkantoor af te halen, omdat zij vanwege gezondheidsredenen in het buitenland verbleef. Verder heeft appellante gesteld dat zij problemen heeft ondervonden met het digitaal indienen van haar beroepschrift.
De Raad stelt vast dat appellante in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad ligt het op de weg van een betrokkene om kennisneming en afhandeling van (belangrijke) poststukken tijdens een verblijf in het buitenland mogelijk te maken. Dat heeft appellante voorafgaand aan haar vertrek naar het buitenland, echter niet gedaan. Dat appellante problemen heeft ondervonden met de digitale indiening van haar beroepschrift treft eveneens geen doel, omdat zij haar beroepschrift ook tijdig per post had kunnen indienen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2016.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) N. Talhaoui
JvC