ECLI:NL:CRVB:2016:4877

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
16/2085 ZVW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep inzake Zorginstituut Nederland

Op 20 december 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/2085 ZVW-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellant tegen een eerdere beslissing van de Raad van 29 juni 2016, waarin het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk was verklaard. Appellant had verzet aangetekend, omdat hij meende dat de termijnoverschrijding niet aan hem kon worden verweten. Hij voerde aan dat hij drukke bezigheden had door het overlijden van een oude schoolvriend en de begeleiding van diens vrouw, en dat de begrafenis kort voor het verstrijken van de termijn plaatsvond.

De Raad heeft de omstandigheden van appellant in overweging genomen, maar oordeelde dat deze niet voldoende waren om te concluderen dat de termijnoverschrijding appellant redelijkerwijs niet kon worden verweten. De Raad stelde vast dat appellant niet in staat was om binnen de gestelde termijn hoger beroep in te stellen, en verklaarde het verzet ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in deze zaak.

De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 december 2016
16/2085 ZVW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank
Den Haag van 8 februari 2016, 15/7906 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Zorginstituut Nederland

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 29 juni 2016 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 22 november 2016, waar appellant is verschenen en Zorginstituut Nederland zich niet heeft laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 29 juni 2016 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet heeft appellant wederom aangevoerd dat hij drukke bezigheden had in verband met het overlijden van een oude schoolvriend en de begeleiding van diens vrouw, en dat kort voor het verstrijken van de termijn de begrafenis plaatsvond.
De Raad ziet in de door appellant geschetste omstandigheden geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding appellant redelijkerwijs niet kan worden verweten. Deze brengen niet mee dat appellant niet in staat is geweest om binnen de termijn hoger beroep in te stellen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2016.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) N. Talhaoui

TM