ECLI:NL:CRVB:2016:4852
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en terugvordering na schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand op grond van schending van de inlichtingenverplichting door appellanten. Appellanten ontvingen sinds 22 juni 1999 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding dat appellant een Audi A6 had aangeschaft, startte de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand. Appellanten werden herhaaldelijk verzocht om gegevens te verstrekken, maar hebben hieraan niet voldaan. Dit leidde tot de opschorting van de bijstand en uiteindelijk tot de intrekking van de bijstand per 27 augustus 2013. Tevens werd een boete opgelegd en werd een bedrag van € 2.856,12 teruggevorderd. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep tegen de bestreden besluiten ongegrond, met uitzondering van de boete, die werd vernietigd omdat deze in strijd met de wet was opgelegd. Appellanten gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden en dat de intrekking van de bijstand gerechtvaardigd was. De Raad oordeelde dat de beroepsgronden van appellanten niet slaagden en dat de terugvordering geen verdere bespreking behoefde.