ECLI:NL:CRVB:2016:4740
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en verplichtingen van de appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die sinds oktober 2005 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Hengelo. Dit college had in een brief van 17 maart 2015 meegedeeld dat de bijstand ongewijzigd werd voortgezet, maar had daarbij ook de verplichtingen van de appellant vermeld. Het college verklaarde het bezwaar tegen deze brief niet-ontvankelijk, omdat deze brief volgens hen geen besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank Overijssel had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn overwegingen de feiten en omstandigheden van de zaak in acht genomen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de brief van 17 maart 2015 geen besluit is, omdat er geen rechten of plichten zijn gecreëerd of gewijzigd. De wet verbindt reeds uit zichzelf rechten en plichten aan het recht op bijstand. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 november 2016.