ECLI:NL:CRVB:2016:4737
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na niet verschijnen op oproep in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en werd uitgenodigd voor een gesprek in verband met een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand. Appellant is echter niet verschenen op de oproepen van het college, wat leidde tot de opschorting en uiteindelijk de intrekking van zijn bijstand. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant geen rechtsmiddel heeft aangewend tegen de opschorting en dat de intrekking van de bijstand op grond van artikel 54, vierde lid, van de WWB rechtmatig is. De Raad oordeelt dat appellant verwijtbaar niet is verschenen op de oproep en dat hij onvoldoende maatregelen heeft getroffen om ervoor te zorgen dat hij tijdig op de hoogte was van de oproepen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.