ECLI:NL:CRVB:2016:4708
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand verhuis- en inrichtingskosten wegens gebrek aan noodzakelijkheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten na een verhuizing naar een nieuwe woning. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, omdat de kosten volgens hen niet voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. De appellant stelde dat er een medische noodzaak was voor de verhuizing, maar het college oordeelde dat deze noodzaak niet voldoende was aangetoond.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalde de Raad dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand was aangevraagd, in principe uit een inkomen op bijstandsniveau moeten worden bestreden. De Raad concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die de kosten noodzakelijk maakten. De informatie van de huisarts en de GGZ casemanager was onvoldoende om te concluderen dat er een dringende medische noodzaak was voor de verhuizing. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.