ECLI:NL:CRVB:2016:4708

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
8 december 2016
Zaaknummer
16/2178 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand verhuis- en inrichtingskosten wegens gebrek aan noodzakelijkheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten na een verhuizing naar een nieuwe woning. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, omdat de kosten volgens hen niet voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. De appellant stelde dat er een medische noodzaak was voor de verhuizing, maar het college oordeelde dat deze noodzaak niet voldoende was aangetoond.

De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalde de Raad dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand was aangevraagd, in principe uit een inkomen op bijstandsniveau moeten worden bestreden. De Raad concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die de kosten noodzakelijk maakten. De informatie van de huisarts en de GGZ casemanager was onvoldoende om te concluderen dat er een dringende medische noodzaak was voor de verhuizing. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

16/2178 PW
Datum uitspraak: 6 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 maart 2016, 15/6503 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.J. van der Meulen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2016. Appellante is, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
T.P.H. Hendriks.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijne feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt bijstand op grond van de Participatiewet (PW), naar de norm voor een alleenstaande. Op 8 mei 2015 heeft appellant een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten vanwege een verhuizing naar een nieuwe woning. Bij deze aanvraag heeft appellant een verklaring van zijn huisarts van 8 mei 2015 overgelegd.
1.2.
Bij besluit van 27 mei 2015 heeft het college deze aanvraag afgewezen. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt voor zover het college zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor de inrichtingskosten heeft afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 9 september 2015 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 27 mei 2015 ongegrond verklaard. Aan dit besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat inrichtingskosten van een nieuwe woning behoren tot de algemene bestaanskosten, dat voor deze kosten moet kunnen worden gereserveerd en dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bijzondere bijstand had moeten worden verleend. Uit de bij de aanvraag overgelegde informatie van de huisarts blijkt dat appellant mede om redenen van een niet optimale sociale woonomgeving gaat verhuizen en dat hij door zijn gezondheidstoestand minder goed in staat is de noodzakelijke activiteiten te verrichten. Hieruit blijkt niet dat sprake was van een dringende noodzaak voor de verhuizing.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft allereerst aangevoerd dat het college naar aanleiding van zijn aanvraag om bijzondere bijstand geen zorgvuldig onderzoek heeft verricht. Zo heeft een medewerker van het college contact opgenomen met de GGZ, maar daar is niet gesproken met
[naam J], zijn vaste casemanager, omdat zij met vakantie was. Verder heeft een medewerker van het college ten onrechte alleen contact opgenomen met de woningbouwvereniging en niet met de huismeester, die de situatie van appellant goed kent. Appellant heeft verder aangevoerd dat uit de stukken niet kan worden opgemaakt of een medewerker van het college daadwerkelijk contact heeft gehad met de wijkagent.
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat niet is gebleken van onzorgvuldig onderzoek. Uit het dossier blijkt dat het college bij verschillende instanties informatie heeft ingewonnen. Een medewerker van het college heeft gesproken met een collega van de
GGZ casemanager van appellant, die het dossier van appellant heeft geraadpleegd om het college informatie te verstrekken. Bovendien is Verhoeven bij de hoorzitting aanwezig geweest, zodat het college eventuele nadere informatie van haar in de heroverweging heeft kunnen betrekken. Dat het college alleen de woningbouwvereniging heeft geraadpleegd en geen contact heeft opgenomen met de huismeester vormt evenmin grond voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht, omdat het voor de hand ligt dat ernstige overlastklachten door de huismeester worden gemeld bij de woningbouwvereniging. Voor zover appellant meent dat de huismeester andere relevante informatie zou kunnen verstrekken, had hij zelf een verklaring van de huismeester over kunnen leggen. Voorts blijkt uit de stukken wel degelijk dat een medewerker van het college heeft gesproken met de wijkagent.
4.3.
In artikel 35, eerste lid, van de PW is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.4.
De kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft gevraagd moeten worden gerekend tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Deze kosten dienen in beginsel uit een inkomen op bijstandsniveau te worden bestreden hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Daarvoor wordt alleen bijzondere bijstand verleend indien de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, die ertoe leiden dat die kosten niet uit algemene bijstand en aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
4.5.
Niet in geschil is dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd zich voordoen en dat deze noodzakelijk zijn. Partijen zijn uitsluitend verdeeld over het antwoord op de vraag of bij appellant sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten. Appellant heeft aangevoerd dat deze bijzondere omstandigheden bestaan uit een medische noodzaak tot verhuizing. Appellant kampte door een burenruzie met psychische klachten, als gevolg waarvan hij gedwongen was te verhuizen. Ter onderbouwing heeft appellant gewezen op de bij de aanvraag en in beroep overgelegde verklaringen van zijn huisarts en zijn GGZ casemanager.
4.6.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat geen sprake is van noodzakelijke kosten die uit bijzondere omstandigheden voortvloeien. Anders dan appellant stelt, staat niet vast dat de kosten voortkomen uit een plotselinge verhuizing. Uit de door appellant overgelegde informatie van zijn huisarts en van zijn GGZ casemanager blijkt weliswaar dat appellant een conflict heeft met zijn buurman, maar uit deze informatie kan niet worden afgeleid dat dit conflict bij appellant ernstige psychische klachten heeft veroorzaakt en dat door dit conflict een dringende acute medische noodzaak is ontstaan om terstond te verhuizen. Evenmin volgt uit deze informatie dat de psychische klachten van appellant daadwerkelijk verergeren indien hij niet zou verhuizen. Uit de in het dossier aanwezige informatie blijkt verder dat appellant al dertien jaar als woningzoekende stond ingeschreven, zodat hij had kunnen voorzien dat hij op een zeker moment zou verhuizen. Appellant had zodoende voor de daarmee verband houdende inrichtingskosten kunnen reserveren. Het college heeft terecht geen bijzondere omstandigheden aanwezig geacht.
4.7.
Voor zover appellant heeft beoogd voor de onderhavige kosten mede een aanvraag op grond van de Wet Maatschappelijke Opvang (WMO) te doen, heeft het college ter zitting toegezegd alsnog te onderzoeken of appellant voor de verhuiskosten in aanmerking komt voor een vergoeding op grond van de WMO.
4.8.
Uit 4.1 tot en met 4.7 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Daarom bestaat geen aanleiding tot vergoeding van schade.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van C.A.E. Bon als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2016.
(getekend) M. Hillen
(getekend) C.A.E. Bon

HD