Op 22 november 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep, waarbij het verzet van de appellant ongegrond werd verklaard. De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 maart 2016, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De appellant stelde dat hij de uitspraak op 8 maart 2016 had ontvangen en dat de termijn voor het indienen van hoger beroep op die datum zou zijn aangevangen. Hij betoogde dat de verzending van de uitspraak pas op 8 maart 2016 was voltooid, wat zijn standpunt zou ondersteunen.
De Centrale Raad van Beroep heeft echter vastgesteld dat de uitspraak door de rechtbank op 7 maart 2016 aan PostNL was aangeboden. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van het hogerberoepschrift op 8 maart 2016 aanving en eindigde op 18 april 2016. De appellant heeft zijn hogerberoepschrift pas op 19 april 2016 ingediend, wat resulteert in een niet-tijdige indiening. De Raad heeft geen feiten of omstandigheden kunnen vaststellen die de termijnoverschrijding verschoonbaar zouden maken.
De uitspraak concludeert dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De beslissing is vastgelegd in een proces-verbaal, ondertekend door de griffier N. Talhaoui en de voorzitter T.G.M. Simons.