ECLI:NL:CRVB:2016:458
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet, had zich ziek gemeld met rugklachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 15 augustus 2009 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en had zijn aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen. Appellant stelde dat zijn gezondheid was verslechterd en dat hij recht had op een WIA-uitkering. Het Uwv concludeerde echter dat er geen toegenomen beperkingen waren ten gevolge van dezelfde ziekte-oorzaak. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat het Uwv onzorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat zijn beperkingen niet correct zijn beoordeeld. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant overwogen, maar oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig had gehandeld. De Raad bevestigde dat de verzekeringsartsen van het Uwv de belastbaarheid van appellant correct hadden beoordeeld en dat er geen medische redenen waren om aan te nemen dat de belastbaarheid van appellant was verminderd ten opzichte van de eerdere beoordelingen.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv op goede gronden had vastgesteld dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid niet was toegenomen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.