ECLI:NL:CRVB:2016:4522
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning en overgang naar LFNP-functie in het ambtenarenrecht
In deze zaak gaat het om de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie voor appellant, die sinds 1 december 2006 gedetacheerd is bij het Korps Landelijke Politiediensten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De korpschef had besloten tot toekenning van de LFNP-functie van [functie 2] voor appellant, maar appellant betoogde dat hij recht had op de LFNP-functie van [functie 3], schaal 13, op basis van gelijke gevallen en de hardheidsclausule. De Raad oordeelt dat de matching van de functie van appellant met de LFNP-functie van [functie 2] in overeenstemming is met de Regeling overgang naar een LFNP-functie. De Raad concludeert dat de korpschef zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen onbillijkheid van overwegende aard was in de situatie van appellant. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de hardheidsclausule niet bedoeld is om rekening te houden met extra werkzaamheden of bijzondere situaties die niet in de uitgangspositie zijn vastgelegd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.