In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van kinderbijslag aan appellant voor zijn kinderen. Appellant had eerder een aanvraag ingediend voor kinderbijslag, maar de Sociale Verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen voor een periode van meer dan één jaar terugwerkende kracht. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de standaardregels rechtvaardigden. Appellant had niet aangetoond dat hij zijn kinderen in belangrijke mate had onderhouden, aangezien deze in Tunesië verbleven bij familieleden en niet tot zijn huishouden behoorden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad benadrukte dat de voorwaarden voor het verkrijgen van kinderbijslag, zoals vastgelegd in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), strikt moeten worden nageleefd. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering bij aanvragen voor kinderbijslag en de noodzaak voor aanvragers om hun onderhoudsbijdragen aan te tonen, vooral wanneer kinderen in het buitenland verblijven. De Raad wees ook het verzoek om restitutie van het griffierecht af, omdat appellant dit niet tijdig had ingediend.