In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep tegen een besluit van de korpschef van politie ongegrond werd verklaard. Het betreft de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie, specifiek de functie van Teamchef B. Appellant betoogt dat hij recht heeft op de LFNP-functie van Operationeel Specialist C, omdat zijn korpsfunctiebeschrijving inhoudelijk het meest vergelijkbaar is met deze functie. Hij stelt dat de matching niet correct is uitgevoerd en dat de eindverantwoordelijkheid voor de opsporing niet bij hem ligt, maar bij de chef Justitiële Dienst.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP functie is geschied. De Raad benadrukt dat de formele korpsfunctiebeschrijving bepalend is voor de indeling in domein, vakgebied en functie. De Raad concludeert dat de korpschef de korpsfunctiebeschrijving van Tactisch leidinggevende B terecht als uitgangspunt voor de matching heeft gebruikt. De Raad bevestigt dat de eindverantwoordelijkheid van appellant op een ander niveau ligt en dat dit niet leidt tot een onhoudbare matching.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door K.J. Kraan, in tegenwoordigheid van griffier L.L. van den IJssel, en is openbaar uitgesproken op 24 november 2016.