ECLI:NL:CRVB:2016:4467
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Onterecht niet nemen besluit op aanvraag bijstandsuitkering; dwangsom verschuldigd
In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door P.C.J. Schut, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had het beroep van verzoeker tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker had op 30 mei 2016 een aanvraag ingediend via de website van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), maar het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven stelde dat deze aanvraag nooit was ontvangen. Verzoeker heeft het college in gebreke gesteld en een dwangsom geëist, maar het college weigerde dit te honoreren.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college ten onrechte geen besluit op de aanvraag heeft genomen. De Raad oordeelde dat verzoeker wel degelijk een aanvraag had ingediend en dat het college niet tijdig had beslist. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit gegrond. De Raad stelde de hoogte van de verbeurde dwangsom vast op € 1.260,- en droeg het college op om alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van verzoeker, met inachtneming van de wettelijke termijnen. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.984,-.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de rechten van burgers in het kader van aanvragen om bijstandsuitkeringen. De Raad heeft ook aangegeven dat er geen noodzaak was voor een voorlopige voorziening, aangezien de PW het college de mogelijkheid biedt om voorschotten te verstrekken.