ECLI:NL:CRVB:2016:4465

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 november 2016
Publicatiedatum
23 november 2016
Zaaknummer
16/422 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van en overgang naar een LFNP-functie in het ambtenarenrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie voor een ambtenaar, die eerder was aangesteld als Senior Medewerker MSC. De appellant, de korpschef van politie, had betrokkene met ingang van 1 juli 2011 aangesteld in deze functie, maar de uitgangspositie voor de matching in het kader van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) was niet eerder vastgesteld. De Raad oordeelde dat de appellant zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat de door betrokkene naar voren gebrachte omstandigheden niet leidden tot een onbillijkheid van overwegende aard. De rechtbank had het bestreden besluit ten onrechte vernietigd, en de Raad verklaarde het beroep van de appellant ongegrond. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het besluit van 30 juli 2014 werd gehandhaafd. De Raad concludeerde dat de uitgangspositie van betrokkene per 1 juli 2011 was vastgesteld en dat de formele functiebeschrijving leidend was voor de matching, niet de feitelijke werkzaamheden.

Uitspraak

16/422 AW, 16/1136 AW
Datum uitspraak: 17 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
11 december 2015, 14/3935 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de korpschef van politie (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. J.Th. Waterman, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft appellant op 9 februari 2016 een nieuwe beslissing op bezwaar (nader besluit) genomen. Tegen dit besluit zijn namens betrokkene gronden aangevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2016. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.E. Bensoussan en R.M.M. Paulssen. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Waterman.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de regelgeving van dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
Betrokkene was werkzaam in de voormalige politieregio [regio] , thans de regionale eenheid [eenheid] . Van 1 februari 2011 tot 17 juni 2011 was zij aangesteld als Kwaliteitsmedewerker Politie. Bij besluit van 17 juni 2011 is haar aanstelling met ingang van 1 juli 2011 gewijzigd in de functie Senior Medewerker Meld- en Service centrum (MSC). Deze functie is gewaardeerd in salarisschaal 6. Bij besluit van 24 oktober 2011 is de uitgangspositie van betrokkene voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) tot en met 31 maart 2011 bevestigd; deze is per 31 december 2009 vastgesteld op de functie van Medewerker Intake en per 1 februari 2011 op de functie van Kwaliteitsmedewerker Meldkamer Oost Nederland (MON). Betrokkene heeft tegen deze besluiten geen rechtsmiddelen aangewend.
1.3.
In het besluit van 16 december 2013 is als uitgangspositie van betrokkene opgenomen op 31 december 2009 Medewerker Intake, per 1 februari 2011 Kwaliteitsmedewerker MON en per 1 juli 2011 Senior Medewerker MSC. Bij dit besluit heeft appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functies van per 31 december 2009 Assistent
Intake & Service B, schaal 5, per 1 februari 2011 Generalist Intake & Service, schaal 7, en per 1 juli 2011 Medewerker Intake & Service, schaal 6. Bepaald is dat de positie van betrokkene op de peildatum van 31 december 2011 op 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie van Medewerker Intake & Service, schaal 6. Bij besluit van 30 juli 2014 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar van betrokkene tegen dit besluit ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en appellant opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat, ondanks de functiewijziging van betrokkene per 1 juli 2011, na het besluit van 24 oktober 2011 geen besluit meer is genomen over de van 1 april 2011 tot en met
31 december 2011 geldende uitgangspositie van betrokkene voor het LFNP. Eerst bij het primaire besluit was voor betrokkene kenbaar dat appellant voor deze periode van de uitgangspositie van Senior Medewerker MSC is uitgegaan. De uitgangspositie kan niet eerst worden vastgesteld bij het zogenaamde matchingsbesluit, zodat appellant in strijd met de regelgeving heeft gehandeld door het bestreden besluit op deze uitgangspositie te baseren. Gelet daarop dient appellant bij de nieuw te nemen beslissing op bezwaar inhoudelijk in te gaan op de bezwaargronden van betrokkene ten aanzien van de uitgangspositie.
3. Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en daartoe aangevoerd dat met het aanstellingsbesluit van 17 juni 2011 tevens een gewijzigde uitgangspositie voor de matching in het kader van het LFNP is vastgesteld. Deze uitgangspositie is dus niet eerst bij besluit van 16 december 2013 kenbaar gemaakt en in werking getreden. Dat appellant deze korpsfunctie als uitgangspositie voor de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie heeft gehanteerd, is daarom niet in strijd met de Regeling overgang naar een LFNP-functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling).
3.1.
De Raad zal het nader besluit gelet op de artikelen 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht mede in de beoordeling betrekken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het hoger beroep spitst zich toe op beantwoording van de vraag of met het besluit van
17 juni 2011, waarbij betrokkene met ingang van 1 juli 2011 is aangesteld in de functie van Senior Medewerker MSC, tevens de uitgangspositie voor de matching in het kader van het LFNP per laatstgenoemde datum is vastgesteld.
4.2.1.
Die vraag beantwoordt de Raad bevestigend. De Nota van Toelichting bij Staatsblad 2012, 30 betreffende het Besluit van 31 januari 2012, houdende wijziging van het Besluit bezoldiging politie en het Besluit algemene rechtspositie politie in verband met de invoering van het LFNP vermeldt hierover “In april 2011 ontving elke politieambtenaar een overzicht (uitgangspositie genaamd) van de functies die hij heeft bekleed vanaf 31 december 2009 (…) tot en met 31 maart 2011. Iedere wijziging na 31 maart 2011 vastgelegd bij besluit wordt gezien als gewijzigde uitgangspositie”. Hieruit volgt dat iedere bij besluit vastgestelde wijziging van functie in de periode na 31 maart 2011 tot en met 31 december 2011 een gewijzigde uitgangspositie oplevert. Aldus is met het besluit van 17 juni 2011 een gewijzigde uitgangspositie vastgesteld en aan betrokkene kenbaar gemaakt. Het zou duidelijker zijn geweest als in dit aanstellingsbesluit was opgenomen dat dit besluit gold als de (gewijzigde) uitgangspositie voor de overgang naar het LFNP. Dat dit niet is gebeurd betekent echter niet dat de uitgangspositie eerst bij het zogenaamde matchingsbesluit van 16 december 2013 is vastgesteld. Bij het matchingsbesluit wordt immers de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie bepaald en is, dan wel zijn, de uitgangspositie(s) een gegeven. Dit geldt ook voor de uitgangspositie van betrokkene per 1 juli 2011; deze stond ten tijde van het matchingsbesluit in rechte vast omdat zij tegen het besluit van 17 juni 2011 geen bezwaar had gemaakt.
4.2.2.
Hieruit volgt dat het hoger beroep van appellant slaagt. Dit betekent dat de rechtbank het bestreden besluit ten onrechte heeft vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het besluit van 30 juli 2014 toetsen in het licht van de daartegen voorgedragen beroepsgronden.
4.3.1.
Betrokkene heeft betoogd dat in haar geval de in artikel 5, vierde lid, van de Regeling neergelegde hardheidsclausule ten onrechte niet is toegepast. Deze toepassing had volgens haar moeten leiden tot de toekenning van de LFNP-functie Senior Intake & Service, schaal 8, dan wel die van Generalist Intake & Service, schaal 7. Daartoe heeft zij gesteld dat de wijziging in de tenaamstelling van haar functie per 1 juli 2011 niets veranderde aan de inhoudelijke werkzaamheden die zij verrichtte bij de op 1 oktober 2010 opgerichte interregionale meldkamer MON voor de politieregio IJsselland en de politieregio Noord- en Oost Gelderland. Drie medewerkers van de politieregio Noord- en Oost Gelderland die met haar deze kwaliteitswerkzaamheden uitvoerden waren ingedeeld in schaal 8 en zijn gematcht met de LFNP-functie Senior Intake & Service, schaal 8. De taak coördinatie, feitelijk haar hoofdtaak, behoort tot deze LFNP-functie. Voorts is een andere Kwaliteitsmedewerker, die in 2012 als zodanig bij de MON is aangenomen, gematcht in de LFNP-functie Generalist Intake & Service, schaal 7, aldus betrokkene.
4.3.2.
Niet in geschil is dat de MON niet een formele samenvoeging van de politieregio’s IJsselland en Noord- en Oost Gelderland behelsde, alsmede dat rechtspositionele regels binnen de regio IJsselland in de weg stonden aan continuering van de benoeming in de functie van Kwaliteitsmedewerker. Vaststaat dat betrokkene per 1 juli 2011 niet langer de formele functie vervulde van Kwaliteitsmedewerker maar van Senior Medewerker MSC, welke functie is gewaardeerd in salarisschaal 6. Dat betrokkene deze functie blijkens het aanstellingsbesluit van 17 juni 2011 verrichtte in salarisschaal 7, doet daaraan niet af.
4.3.3.
Zoals in de onder 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015 is overwogen, is het uitgangspunt bij de matching de formele functiebeschrijving en niet de feitelijke werkzaamheden en verantwoordelijkheden geweest. Voor zover de feitelijke situatie zou afwijken van de beschrijving van de korpsfunctie, kan dit betrokkene derhalve niet baten. Daarbij geldt dat zij zich niet kan beroepen op feiten of omstandigheden die zij al in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen. Dat betrokkene berust heeft in het besluit van 17 juni 2011, omdat de formele functie van Kwaliteitsmedewerker bij de politieregio IJsselland niet bestond en zij vertrouwd heeft op de mededeling van haar teamchef en de afdeling personeelszaken dat het goed zou komen in de op handen zijnde reorganisatie, komt voor haar rekening en risico, omdat het opkomen daartegen tot de verantwoordelijkheid van de ambtenaar zelf behoort. Ten aanzien van de matching van haar collega’s bij de MON overweegt de Raad dat de uitgangsposities van deze collega’s niet met die van betrokkene op één lijn te stellen zijn, omdat zij een andere korpsfunctie met een andere functiewaardering hadden. Daarbij gaat het om verschillende voormalige korpsen met elk hun eigen werkwijzen in combinatie met de door de regelgever gekozen matchingssystematiek. Appellant heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door betrokkene naar voren gebrachte omstandigheden niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard en dat evenmin sprake is van een bijzondere situatie in de zin van deze bepaling.
4.4.
Gelet op wat onder 4.3.3 is overwogen ten aanzien van de collega’s van betrokkene bij de MON, is ook geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel, nu het niet gaat om gelijke gevallen op de rechtens relevante aspecten.
5.1.
Zoals onder 4.2.2 is geoordeeld, slaagt het hoger beroep van appellant. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en de Raad zal, doende wat de rechtbank zou behoren te doen, het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
5.2.
Uit 5.1 volgt dat aan het nader besluit de grondslag komt te ontvallen, zodat dit voor vernietiging in aanmerking komt.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 30 juli 2014 ongegrond;
- vernietigt het besluit van 9 februari 2016.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van L.V. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 november 2016.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) L.V. van Donk

HD