ECLI:NL:CRVB:2016:4440
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet in behandeling nemen aanvraag bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellante had op 4 september 2014 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college heeft de aanvraag niet in behandeling genomen omdat appellante niet tijdig de gevraagde gegevens heeft verstrekt. De klantmanager van de gemeente Rotterdam heeft appellante meerdere keren verzocht om aanvullende informatie, maar deze is niet tijdig aangeleverd. Het college heeft daarop besloten het verstrekte voorschot terug te vorderen.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat het college terecht de aanvraag niet in behandeling heeft genomen, omdat de benodigde gegevens ontbraken. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de hersteltermijn te kort was en dat de verzoeken om informatie niet als hersteltermijnen konden worden gekwalificeerd. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de hersteltermijn van zeven dagen voldoende was en dat appellante in staat had moeten zijn om de gevraagde informatie tijdig te verstrekken. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.
De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van J. Tuit als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 november 2016.