ECLI:NL:CRVB:2016:4426
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van niet gemelde activiteiten als markthandelaar
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aan appellant, die sinds 16 oktober 2012 bijstand ontving. Het college van burgemeester en wethouders van Súdwest-Fryslân heeft de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken omdat appellant niet had gemeld dat hij als markthandelaar actief was. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de beroepen tegen de besluiten van het college ongegrond zijn verklaard. De Raad oordeelt dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door zijn activiteiten niet te melden, wat een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand. Appellant had moeten begrijpen dat zijn activiteiten van belang waren voor de bijstandsverlening, ongeacht het hobbymatige karakter ervan. De Raad concludeert dat er geen nieuwe feiten of bijzondere omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen, en bevestigt dat er geen recht op bijstand bestaat voor de periodes waarin appellant niet aan zijn meldingsplicht voldeed. De uitspraak is gedaan op 1 november 2016.