ECLI:NL:CRVB:2016:4341
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor verhuiskosten op basis van de Participatiewet
Op 15 november 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 januari 2016, waarin de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van het college ongegrond verklaarde. Appellant had op 8 december 2014 bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten van woninginrichting en woonlasten na zijn verhuizing op 4 december 2014. Het college heeft deze aanvragen op 9 februari 2015 afgewezen, en het bezwaar daartegen ongegrond verklaard op 15 mei 2015. Het college stelde dat de kosten voor woninginrichting tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat appellant deze kosten zelf moet kunnen betalen door te sparen of een lening af te sluiten. De rechtbank heeft deze redenering bevestigd.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij niet in staat was om te reserveren voor de kosten van woninginrichting, omdat de verhuizing niet voorzienbaar was en hij onvoldoende bijstand ontving. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om te reserveren of een lening af te sluiten. De Raad concludeert dat de kosten van verhuizing en inrichting als incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan moeten worden beschouwd, die in beginsel uit een inkomen op bijstandsniveau moeten worden bestreden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af, zonder veroordeling in de proceskosten.