ECLI:NL:CRVB:2016:425

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 januari 2016
Publicatiedatum
4 februari 2016
Zaaknummer
15/1574 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1942 in het voormalig Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De aanvraag werd afgewezen door de Pensioen- en Uitkeringsraad op 13 november 2014, omdat niet was vastgesteld dat appellante was getroffen door oorlogsgeweld. Appellante heeft vervolgens op 6 januari 2015 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De bezwaartermijn van zes weken was overschreden en appellante kon geen verschoonbare reden voor deze overschrijding aanvoeren.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de door appellante opgevoerde redenen voor de termijnoverschrijding, namelijk huiselijke spanningen en een stresstoestand, niet als verschoonbaar kunnen worden aangemerkt. De Raad benadrukt dat appellante, ondanks haar omstandigheden, maatregelen had moeten treffen om tijdig bezwaar te maken. Het niet tijdig indienen van een bezwaarschrift kan niet worden gerechtvaardigd door persoonlijke omstandigheden, vooral niet als er alternatieve mogelijkheden waren om hulp te vragen.

Uiteindelijk heeft de Raad het beroep ongegrond verklaard en de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar bevestigd. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra, met M.S. Boomhouwer als griffier, en vond plaats op 21 januari 2016.

Uitspraak

15/1574 WUBO
Datum uitspraak: 21 januari 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 11 februari 2015, kenmerk BZ01820214 (bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2015. Daar is appellante verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Vooijs.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren in 1942 in het toenmalig Nederlands-Indië, heeft in december 2013 een aanvraag ingediend om te worden erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) en als zodanig in aanmerking te worden gebracht voor onder meer de toeslag ter verbetering van de levensomstandigheden als bedoeld in artikel 19 van de Wubo.
1.2.
Bij besluit van 13 november 2014 heeft verweerder de aanvraag afgewezen op de grond - samengevat - dat niet is komen vast te staan dat appellante is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wubo.
1.3.
Appellante heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend, gedateerd 6 januari 2015 en door verweerder ontvangen op 9 januari 2015. Op de vraag van verweerder naar de reden van de termijnoverschrijding heeft appellante te kennen gegeven dat zij door veelvuldige huiselijke spanningen in een stresstoestand was gekomen waardoor zij niet meer het vermogen had normaal te functioneren. Als gevolg daarvan is niet meer gedacht aan de afwijzende beschikking en de termijn waarin bezwaar kon worden gemaakt, aldus appellante.
1.4.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe is overwogen dat de bezwaartermijn van zes weken is overschreden en dat appellante geen reden heeft aangevoerd die de termijnoverschrijding kan verontschuldigen.
2. De Raad overweegt als volgt.
2.1.
De termijn voor het maken van bezwaar bedraagt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken. Vast staat dat deze termijn is overschreden. Niet-ontvankelijkverklaring op grond van deze termijnoverschrijding blijft achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest zoals bepaald in artikel 6:11 van de Awb. Evenals verweerder is de Raad van oordeel dat de door appellante opgegeven oorzaak van de termijnoverschrijding niet een verschoonbare reden is voor de termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Dat appellante te maken heeft gehad met moeilijke familieomstandigheden neemt niet weg dat zij maatregelen had moeten treffen om - zonodig met behulp van derden - zorg te dragen voor het tijdig (laten) indienen van een bezwaarschrift. Appellante heeft ter zitting weliswaar te kennen gegeven dat de persoon die haar gewoonlijk helpt afwezig was, maar ook dan had het op haar weg gelegen bij een ander hulp te vragen bij het indienen van een bezwaarschrift. Zo had appellante ook kunnen volstaan met het indienen van een summier bezwaarschrift om dan bij terugkeer van de persoon die haar gewoonlijk helpt de gronden van het bezwaar op een later moment aan te vullen. Nu dit alles niet is gebeurd heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van
13 november 2014 terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.2.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep moet ongegrond worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2016.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) M.S. Boomhouwer
sg