ECLI:NL:CRVB:2016:4218

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 november 2016
Publicatiedatum
4 november 2016
Zaaknummer
15/402 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de terugwerkende kracht van kinderbijslag aanvragen in relatie tot detentie en onderhoudseisen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van appellant voor kinderbijslag voor zijn dochter, die in Turkije woont. Appellant had eerder kinderbijslag ontvangen, maar deze was beëindigd omdat hij niet meer verzekerd was voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Na zijn detentie in Frankrijk heeft appellant op 12 augustus 2013 opnieuw kinderbijslag aangevraagd, met een verzoek om terugwerkende kracht van vijf jaar. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft deze aanvraag afgewezen, met de argumentatie dat aanvragen slechts met maximaal één jaar terugwerkende kracht kunnen worden beoordeeld, tenzij er sprake is van een bijzonder geval.

De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het beroep van appellant tegen de beslissing van de Svb ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de overwegingen van de rechtbank gevolgd. De Raad oordeelde dat de detentie van appellant in het buitenland niet kan worden aangemerkt als een bijzonder geval dat rechtvaardigt dat de aanvraag met een langere terugwerkende kracht wordt beoordeeld. Appellant had niet aannemelijk gemaakt dat hij door zijn detentie niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen.

Daarnaast oordeelde de Raad dat appellant niet controleerbaar had aangetoond dat hij had voldaan aan de onderhoudseis voor zijn dochter. De Raad bevestigde dat het indienen van een aanvraag vanuit detentie niet onmogelijk was en dat appellant met hulp van derden eerder een aanvraag had kunnen indienen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

15/402 AKW
Datum uitspraak: 4 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 november 2014, 14/1584 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D. Gürses, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2016. Namens appellant is verschenen mr. Gürses. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sturmans.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft kinderbijslag ontvangen voor zijn dochter [naam], geboren [in]
2005. De Svb heeft bij besluit van 26 augustus 2008 het recht op kinderbijslag met ingang van het derde kwartaal van 2008 beëindigd, omdat hij vanaf dat moment niet meer verzekerd was voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Tegen dit besluit is geen rechtsmiddel aangewend.
1.2.
Op 12 augustus 2013 heeft appellant kinderbijslag aangevraagd voor zijn dochter, woonachtig in Turkije bij haar moeder. Daarbij heeft appellant te kennen gegeven dat hij vanaf 16 mei 2008 tot 17 juli 2013 in Frankrijk gedetineerd was en heeft hij verzocht om de aanvraag met een terugwerkende kracht van vijf jaar te beoordelen.
1.3.
De Svb heeft bij besluit van 4 september 2013 geweigerd appellant kinderbijslag toe te kennen over de periode tot 1 juli 2012, omdat de aanvraag met maximaal één jaar terugwerkende kracht wordt beoordeeld. Bij besluit van eveneens 4 september 2013 weigert de Svb kinderbijslag toe te kennen met ingang van het derde kwartaal van 2012, omdat appellant, wegens zijn detentie in Frankrijk, niet verzekerd was voor de AKW.
1.4.
In de beslissing op bezwaar van 30 januari 2014 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen de besluiten van 4 september 2013 ongegrond verklaard. Daarbij is te kennen gegeven dat er geen sprake is van een bijzonder geval om het recht op uitkering met een langere terugwerkende kracht dan één jaar voorafgaand aan de aanvraag te beoordelen.
Wat betreft de periode vanaf het derde kwartaal van 2012 is vastgesteld dat appellant weliswaar verzekerd was voor de AKW, maar niet heeft voldaan aan de onderhoudseis.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat de omstandigheid dat appellant gedetineerd is geweest niet kan worden aangemerkt als een bijzonder geval als bedoeld in het beleid van de Svb. Wat betreft de periode vanaf het derde kwartaal van 2012 is geoordeeld dat appellant niet controleerbaar heeft aangetoond dat hij heeft voldaan aan de onderhoudseis.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank niet heeft onderbouwd waarom zijn detentie in het buitenland niet als een bijzonder geval kan worden aangemerkt. Verder heeft appellant aangevoerd dat tijdens zijn detentie verschillende keren geld ten behoeve van het onderhoud van zijn dochter is overgemaakt naar Turkije.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Wat betreft de mate van terugwerkende kracht heeft de Svb het bestreden besluit gebaseerd op artikel 14, derde lid, van de AKW. Ingevolge dit artikellid kan het recht op uitkering niet worden vastgesteld over tijdvakken gelegen één jaar voorafgaande aan de dag waarop de Svb de aanvraag heeft ontvangen. In de tweede volzin van dit artikellid is voorts bepaald dat de Svb in bijzondere gevallen bevoegd is af te wijken van het bepaalde in de eerste volzin. Daarbij beoordeelt de Svb eerst of sprake is van een bijzonder geval. Wanneer daarvan sprake is hanteert de Svb het beleid dat van de bevoegdheid om af te wijken van de eerste volzin slechts gebruik wordt gemaakt als tevens sprake is geweest van financiële hardheid bij de betrokkene.
4.3.
Er is volgens het beleid van de Svb sprake van een bijzonder geval indien de belanghebbende door een niet aan hem toe te rekenen oorzaak niet in staat was tijdig een aanvraag in te dienen of te laten indienen of indien de belanghebbende onbekend was met zijn mogelijke recht op kinderbijslag en deze onbekendheid verschoonbaar was. De Raad acht dit geen onjuiste uitleg van het begrip bijzonder geval.
4.4.
De stelling van appellant dat hij wegens zijn detentie in het buitenland niet eerder een aanvraag kon indienen wordt niet gevolgd. Er wordt niet aannemelijk geacht dat appellant tijdens zijn detentie in de onmogelijkheid verkeerde een aanvraag in te dienen. Dat het indienen van een aanvraag vanuit detentie in het buitenland op praktische problemen kan stuiten betekent niet dat het niet mogelijk is. Appellant had eventueel met hulp van derden eerder een aanvraag kunnen indienen.
4.5.
Over de vraag of appellant heeft voldaan aan de onderhoudseis wordt als volgt geoordeeld. Volgens vaste rechtspraak dient een verzekerde desgevraagd op een voor het uitvoeringsorgaan eenvoudig te controleren wijze – met name door middel van bankoverschrijvingen ten name van de persoon die het kind verzorgt – aan te tonen of aannemelijk te maken dat hij voor zijn niet in Nederland verblijvende kinderen heeft voldaan aan de voor hem geldende onderhoudsbijdrage.
4.6.
De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat appellant niet controleerbaar heeft aangetoond dat hij heeft voldaan aan de onderhoudseis. Appellant stelt dat zijn broer namens hem financieel voor zijn dochter heeft gezorgd en dat hij daarvoor schulden heeft opgebouwd. Deze wijze van bijdragen aan het onderhoud voldoet echter niet aan de eis van eenvoudige controleerbaarheid van de betalingen.
4.7.
Uit 4.2 tot en met 4.6 vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P. Vrolijk, in tegenwoordigheid van A.M.C. de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2016.
(getekend) P. Vrolijk
(getekend) A.M.C. de Vries

RB