ECLI:NL:CRVB:2016:42
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijstand op basis van woonplaats en feitelijk verblijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de weigering van bijstand aan appellant is bevestigd. Appellant had verzocht om bijstand op basis van de Wet werk en bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van Utrecht weigerde dit omdat appellant niet woonachtig was in de gemeente Utrecht. De rechtbank oordeelde dat appellant onvoldoende informatie had verstrekt over zijn feitelijke verblijfplaats, waardoor zijn recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Appellant had eerder een verzoek ingediend voor toelating tot de Maatschappelijke Opvang, maar dit was afgewezen vanwege een gebrek aan regiobinding. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij voldoende bewijs had geleverd over zijn verblijfplaats, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de informatie niet voldoende was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak werd gedaan op 12 januari 2016.