ECLI:NL:CRVB:2016:4147
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van geschiktheid voor arbeid en beëindiging van Ziektewet-uitkering
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 11 januari 2016 haar beroep ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 16/512 ZW. De Raad kan zich geheel verenigen met het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die aan de aangevallen uitspraak ten grondslag zijn gelegd. Appellante had zich op 15 december 2013 ziek gemeld voor haar functie als logistiek medewerker. Op 2 december 2014 heeft een verzekeringsarts vastgesteld dat zij met ingang van 4 december 2014 weer geschikt was voor haar laatst verrichte arbeid. De Ziektewet-uitkering van appellante is vervolgens beëindigd. Het bezwaar van appellante tegen deze beëindiging werd ongegrond verklaard door het Uwv op 17 maart 2015.
De rechtbank heeft overwogen dat de verzekeringsarts terecht heeft vastgesteld dat appellante geschikt is voor haar functie, ondanks haar buikklachten en andere medische klachten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de subjectieve beleving van appellante van haar klachten niet beslissend is voor de vaststelling van haar beperkingen. De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep dezelfde gronden als in beroep gehoord, maar zonder nadere medische onderbouwing. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van N. Veenstra als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 oktober 2016.