In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellant, die als magazijnmedewerker werkte, had zich op 15 april 2013 ziek gemeld met nek- en rugklachten. Na een eerstejaars Ziektewetbeoordeling op 18 maart 2014, waarbij zijn mogelijkheden en beperkingen werden vastgelegd, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vastgesteld dat appellant vanaf 15 mei 2014 geen recht meer had op ziekengeld. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de verzekeringsartsen van het Uwv zijn beperkingen hadden onderschat en overhandigde medische informatie van Helios Klinikum Krefeld, waaruit zou blijken dat er afwijkingen aan zijn nek- en rugwervels waren gevonden. De Raad oordeelde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend had aangetoond dat de eerder vastgestelde beperkingen correct waren en dat de nieuwe medische informatie geen nieuwe feiten opleverde die de eerdere beoordeling konden weerleggen.
De Raad concludeerde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. Het hoger beroep werd verworpen en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.