ECLI:NL:CRVB:2016:4026
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en wijziging van omstandigheden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 25 juni 2015 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen ongegrond verklaarde. Appellante ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar haar bijstand werd op 11 juni 2013 ingetrokken. Appellante diende op 9 juni 2013 een nieuwe aanvraag in, die door het college werd afgewezen omdat zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De afwijzing werd onderbouwd met het feit dat appellante beschikte over middelen die haar zus op haar bankrekening had gestort, welke hoger waren dan de voor haar geldende norm. Appellante heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen de eerdere besluiten van het college.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij wel in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert en heeft zij geprobeerd onduidelijkheden over de gemeenschappelijke bankrekening met haar zus op te helderen. De Raad overweegt dat het op de aanvrager rust om aan te tonen dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die recht geven op bijstand. De Raad concludeert dat appellante hierin niet is geslaagd, omdat het saldo op haar bankrekening, waar ook het salaris van haar zus op werd gestort, als haar vermogen wordt beschouwd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de vordering van appellante af.