ECLI:NL:CRVB:2016:4016

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 oktober 2016
Publicatiedatum
21 oktober 2016
Zaaknummer
16/106 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in WIA-V zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 1 juni 2016. In die eerdere uitspraak werd het hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 november 2015 niet-ontvankelijk verklaard. De Raad had geoordeeld dat de appellante niet tijdig de vereiste schriftelijke machtiging had ingediend, waardoor zij in verzuim was. Echter, in het verzet is gebleken dat appellante inderdaad niet in verzuim was. Dit leidde ertoe dat de Centrale Raad van Beroep het verzet gegrond verklaarde, de eerdere uitspraak van 1 juni 2016 verviel en het onderzoek in de oorspronkelijke stand werd voortgezet. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling in het kader van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, met N. Talhaoui als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 19 oktober 2016
16/106 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 november 2015, 14/5588 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 1 juni 2016 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellante heeft ing. M.A. Rienks verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 1 juni 2016 berust op de overwegingen dat de door de Raad op grond van artikel 8:24 van de Awb verlangde schriftelijke machtiging niet (tijdig) is ingediend en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In verzet is gebleken dat appellante niet in verzuim is geweest.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van 1 juni 2016 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2016.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) N. Talhaoui
JvC