ECLI:NL:CRVB:2016:3910
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandeling stellen aanvraag bijstandsverlening wegens niet tijdig inleveren van bankafschriften
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Lelystad ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 7 januari 2015 een aanvraag voor bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) ingediend, maar voldeed niet aan de verzoeken om aanvullende gegevens, waaronder bankafschriften van zijn rekeningen. Het college heeft appellant herhaaldelijk de gelegenheid gegeven om de ontbrekende gegevens in te leveren, maar appellant heeft niet tijdig de gevraagde bankafschriften overgelegd. Op 25 maart 2015 heeft het college de aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd op 4 juni 2015 ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 18 oktober 2016 geoordeeld dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat appellant niet tijdig de benodigde gegevens had ingeleverd. De Raad oordeelde dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat ook buitenlandse bankrekeningen onder de opgevraagde gegevens vielen. De beroepsgrond van appellant dat hij te goeder trouw was en dat het college een nieuwe hersteltermijn had moeten bieden, werd verworpen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.