ECLI:NL:CRVB:2016:3892
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen terugvordering bijstandsbedrag en verzoek om herziening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak werd afgewezen. Appellant ontving samen met zijn partner bijstand, maar na de intrekking van de bijstand van zijn partner heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam een bedrag van € 100.760,40 teruggevorderd van zowel appellant als zijn partner. Appellant heeft in eerste instantie geen tijdig beroep ingesteld tegen het besluit van het college, wat leidde tot een niet-ontvankelijk verklaring door de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat appellant niet tijdig de gronden van zijn beroep had ingediend, wat hij in hoger beroep betwistte. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die tot herziening van de eerdere uitspraak zouden kunnen leiden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het verzoek om herziening niet voldeed aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.