ECLI:NL:CRVB:2016:386
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering en terugvordering voorschotten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die zich op 8 oktober 2010 ziek meldde vanwege rug- en psychische klachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering op 20 november 2012. Het Uwv concludeerde echter dat appellant met ingang van 20 juni 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en weigerde de uitkering. Daarnaast vorderde het Uwv een eerder betaald voorschot van € 14.117,45 terug, omdat appellant geen recht had op de uitkering. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat aan de besluiten van het Uwv ten grondslag lag, niet onzorgvuldig was en dat de conclusies van de verzekeringsartsen niet ter discussie stonden. De Raad stelde vast dat appellant zijn klachten aggraveerde en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad bevestigde dat appellant geen recht had op de WIA-uitkering en dat het Uwv terecht de betaalde voorschotten terugvorderde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.