ECLI:NL:CRVB:2016:3856

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 oktober 2016
Publicatiedatum
14 oktober 2016
Zaaknummer
16/1158 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkheid van schadevergoeding in sociale zekerheidskwestie

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het bestreden besluit, genomen op 22 juli 2015, stelde vast dat werkneemster met ingang van 19 april 2015 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet, omdat zij meer dan 104 weken ziek was geweest. Appellante, die werkneemster in dienst had gehouden en haar loon had doorbetaald, stelde dat het Uwv had nagelaten tijdig een besluit te nemen over de aanpassing van de WIA-uitkering van werkneemster. Appellante vorderde schadevergoeding voor loonschade en andere kosten, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het bestreden besluit niet het schadeveroorzakende besluit was. Hierdoor had appellante geen (proces)belang bij een beoordeling in hoger beroep van de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep werd dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier R.I. Troelstra, op 12 oktober 2016.

Uitspraak

16/1158 ZW
Datum uitspraak: 12 oktober 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
1 februari 2016, 15/2686 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [vestigingsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[Werkneemster] wonende te [woonplaats] (werkneemster)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2016. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar directeur [naam directeur]. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J.H. Maas. Werkneemster was aanwezig.
De Raad heeft ter zitting, tevergeefs, getracht een schikking tot stand te brengen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij beslissing op bezwaar van 22 juli 2015 (bestreden besluit) heeft het Uwv vastgesteld dat werkneemster met ingang van 19 april 2015 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet omdat zij meer dan 104 weken ziek is geweest. Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
Bij besluit van 22 oktober 2015 heeft het Uwv de uitkering van werkneemster op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 19 april 2015 opnieuw vastgesteld, en wel naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Tegen dat besluit is geen bezwaar gemaakt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar het (proces)belang van appellante en daarmee voor de vraag of appellante een (materieel) belang heeft bij een beoordeling in hoger beroep van de aangevallen uitspraak.
3.1.
Ter zitting heeft appellante verklaard dat zij het bestreden besluit als zodanig niet onrechtmatig acht. Waar het appellante om gaat is dat het Uwv heeft nagelaten tijdig, dat wil zeggen voor het einde van de termijn van 104 weken, een besluit te nemen over de aanpassing (verhoging) van de WIA-uitkering van werkneemster. Omdat dat besluit uitbleef, heeft appellante in afwachting daarvan werkneemster ook na 18 april 2015 in dienst gehouden, haar loon doorbetaald en re-integratie-inspanningen verricht. Appellante verlangt van het Uwv schadevergoeding, onder meer bestaande uit loonschade (het verschil tussen het door haar aan werkneemster over de periode van 19 april 2015 tot 22 oktober 2015 doorbetaalde loon en de aan werkneemster over die periode toegekende WIA-uitkering), kosten van
re-integratie-advies, kosten van financieel advies en kosten van rechtsbijstand.
3.2.
De rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt door appellante niet betwist. Omdat het in deze procedure bestreden besluit niet het beweerdelijk schadeveroorzakende besluit is, kan appellante met deze procedure hoe dan ook niet bereiken dat de door haar gestelde schade wordt vergoed. Appellante heeft daarom geen (proces)belang bij een beoordeling in hoger beroep van de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
3.3.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R.I. Troelstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2016.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) R.I. Troelstra

SS