Uitspraak
OVERWEGINGEN
11 april 2011 was de werkgever eigen risicodrager, werd de uitkering feitelijk aan appellant betaald en achteraf op de werkgever verhaald. Appellant is in het kader van zijn re-integratie voor een aantal uur per week bij zijn werkgever als bedrijfsarts werkzaam gebleven.
1 augustus 2012 gewijzigd.
WGA-uitkering over de periode 16 mei 2011 tot 1 november 2012 opnieuw is vastgesteld. Bij besluit van 8 november 2012, gewijzigd bij besluit van 21 november 2012, heeft het Uwv een brutobedrag van € 6.939,- van appellant teruggevorderd wegens de te veel betaalde uitkering over de periode van 16 mei 2011 tot 1 november 2012. Het Uwv heeft appellant bij besluit van 10 januari 2013 te kennen gegeven dat het terug te betalen bedrag wordt verhoogd met
€ 1.488,03 aan loonheffing (brutering). Tegen de hiervoor genoemde besluiten heeft appellant bezwaar gemaakt.
11 april 2011 ook feitelijk aan appellant uitbetaald.
1 juli 2012 met zijn uitkering worden verrekend al meer dan een jaar geniet. Ook heeft appellant in een op 25 juni 2012 naar het Uwv verzonden e-mail verklaard dat hij al vanaf half april 2011 driemaal 2 uur per week werkt. De hoogte van deze inkomsten is vastgesteld op basis van de opgave van appellant zelf, zoals neergelegd in het wijzigingsformulier van
27 mei 2012, en bevestigd in de arbeidsovereenkomst van 2 april 2012 en in de aanvraag om toekenning van een arbeidsongeschiktheidspensioen bij het ABP. Uit de salarisspecificaties kan worden afgeleid dat er loonwaarde is toegekend aan de door appellant verrichte arbeid, zij het dat daaruit niet helder blijkt wat de hoogte van dat loon is geweest. Daarom is het Uwv terecht afgegaan op de door appellant zelf afgelegde verklaringen en ingebrachte stukken. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij vanaf 16 mei 2011 geen inkomsten uit arbeid heeft ontvangen. Daarbij wordt nog aangetekend dat de werkgever in beroep bij de rechtbank heeft gereageerd op een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv, maar daarbij, wetende waar de kern van het onderhavige geschilpunt over gaat, niet heeft verklaard dat appellant geen inkomsten uit arbeid heeft ontvangen.