ECLI:NL:CRVB:2016:384
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. W. Hoebba, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv had vastgesteld dat de appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de conclusie dat hij geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De appellant voerde in hoger beroep aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische klachten, waaronder een angststoornis en depressie. Hij stelde dat de verzekeringsartsen het Protocol niet correct hadden toegepast en dat zijn klachten niet adequaat waren meegewogen in de besluitvorming. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank de juiste conclusies had getrokken en dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hadden gehandeld. De Raad bevestigde dat de appellant, ondanks zijn psychische klachten, in staat werd geacht om licht werk te verrichten, mits bepaalde omgevingsfactoren werden vermeden.
De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van de verzekeringsartsen en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank terecht was. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.