ECLI:NL:CRVB:2016:3729
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering bijstandsverlening met terugwerkende kracht wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die haar beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem ongegrond had verklaard. Appellante had op 7 april 2014 een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar het college had deze aanvraag afgewezen omdat zij niet hoofdzakelijk in de gemeente Haarlem verbleef. De aanvraag werd doorgestuurd naar de gemeenten waar appellante wel verbleef, maar appellante had tegen deze afwijzing geen rechtsmiddelen aangewend.
Later, op 6 mei 2014, diende appellante opnieuw een aanvraag in, waarop het college bijstand verleende met ingang van 6 mei 2014. Appellante was van mening dat zij recht had op bijstand vanaf 7 april 2014. Het college verklaarde het bezwaar tegen de beslissing om bijstand te verlenen met ingang van 6 mei 2014 ongegrond, omdat de eerdere aanvraag al was afgehandeld.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college terecht had geweigerd om bijstand met terugwerkende kracht te verlenen. De Raad stelde vast dat er geen nieuwe feiten of bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat van de eerdere besluitvorming moest worden afgeweken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.