ECLI:NL:CRVB:2016:3658
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onduidelijkheid over feitelijk verblijf en inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. Appellant had bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd, maar zijn aanvragen zijn afgewezen omdat hij geen duidelijkheid kon geven over zijn feitelijke verblijfplaats. De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 30 december 2013 en 12 november 2014 bijstandsaanvragen heeft ingediend, maar in beide gevallen niet de nodige informatie heeft verstrekt over zijn woon- en leefsituatie. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de aanvragen afgewezen op grond van schending van de inlichtingenverplichting, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college hem een zoektermijn had moeten geven om nieuwe woonruimte te vinden, maar de Raad oordeelde dat het college terecht geen zoektermijn heeft verleend, omdat appellant geen verifieerbaar verblijfadres had opgegeven. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat de hoger beroepen niet slagen.