ECLI:NL:CRVB:2016:3657
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om bijzondere bijstand voor opleidingskosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die sinds 1 februari 2012 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een opleiding tot visagiste. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten niet als noodzakelijke kosten van het bestaan werden beschouwd. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat de aanvraag van appellante specifiek gericht was op vergoeding van opleidingskosten en niet op deelname aan een traject. De Raad heeft het toetsingskader van artikel 35 van de WWB toegepast, waarbij werd beoordeeld of de kosten noodzakelijk waren en voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. Appellante heeft onvoldoende aangetoond dat de gevraagde opleiding noodzakelijk was, gezien haar eerdere opleiding en werkervaring. De Raad concludeert dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De Raad heeft ook het beroep op het vertrouwensbeginsel van appellante verworpen, omdat er geen ondubbelzinnige toezegging was gedaan door het college. De uitspraak bevestigt dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.