ECLI:NL:CRVB:2016:3641

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 september 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
15-7731 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering nabestaandenuitkering op basis van ANW wegens onvoldoende verzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan appellante, die in Indonesië woont. De echtgenoot van appellante, een Poolse Unieburger, was op het moment van zijn overlijden op 28 november 2013 niet verzekerd voor de ANW, omdat hij sinds zijn vertrek naar Zuid-Korea niet vrijwillig verzekerd was. De Raad oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de echtgenoot op het moment van overlijden nog in Nederland verzekerd was voor de ANW. Bovendien kwam appellante niet in aanmerking voor een uitkering op basis van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Zuid-Korea, omdat haar echtgenoot ook daar niet verzekerd was voor sociale zekerheid.

Appellante had eerder een aanvraag voor een nabestaandenuitkering ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb), die was afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd ongegrond verklaard. In beroep stelde appellante dat haar echtgenoot wel verzekerd was in Zuid-Korea en dat zij recht had op een nabestaandenuitkering uit Nederland. De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. De Centrale Raad bevestigde deze uitspraak, waarbij werd opgemerkt dat appellante geen recht had op een pro-rata nabestaandenuitkering uit Nederland, omdat haar echtgenoot niet in een andere EU-lidstaat verzekerd was geweest.

De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante niet in aanmerking kwam voor de gevraagde uitkering, en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/7731 ANW
Datum uitspraak: 30 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
9 oktober 2015, 15/174 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] , Indonesië (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2016. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is op 7 oktober 2012 gehuwd met de op [geboortedatum] 1979 geboren Poolse Unieburger [naam echtgenoot] . [naam echtgenoot] heeft tot 2003 in Polen gewoond en gestudeerd. Vervolgens studeerde hij tot 2007 in België en woonde en werkte hij vanaf 2007 in Nederland. Op of rond 4 december 2012 is [naam echtgenoot] vanuit Nederland vertrokken naar Zuid-Korea. Daar heeft hij tot zijn overlijden op 28 november 2013 gewerkt voor een
Zuid-Koreaanse werkgever. Uit het huwelijk tussen appellante en [naam echtgenoot] is op
[geboortedatum] 2013 een dochter geboren.
1.2.
Bij formulier gedagtekend 25 februari 2014 heeft appellante bij de Svb een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd in verband met het overlijden van haar echtgenoot. Op deze aanvraag is afwijzend beslist. Het bezwaar daartegen is bij besluit van 1 december 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat de echtgenoot van appellante ten tijde van belang niet verzekerd was voor de ANW, nu hij op de dag van zijn overlijden geen ingezetene was in Nederland en niet onderworpen was aan de Nederlandse loonbelasting. Verder is overwogen dat appellante geen recht op een nabestaandenuitkering uit Nederland ontleent aan het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea van 3 juli 2002 (NKV), omdat haar echtgenoot ten tijde van belang ook niet in Zuid-Korea verzekerd was voor de sociale zekerheid.
1.3.
In beroep heeft appellante gesteld dat zij op grond van het NKV recht heeft op een nabestaandenuitkering uit Nederland. In dat kader heeft appellante erop gewezen dat haar echtgenoot ten tijde van belang wel degelijk verzekerd was in Zuid-Korea en dat zij een kleine nabestaandenuitkering ontvangt van de Zuid-Koreaanse National Pension Service. Daarnaast heeft appellante een beroep gedaan op het recht van de Europese Unie.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. De vernietiging van het bestreden besluit steunt op de grond dat de Svb appellante bij het bestreden besluit op het verkeerde been heeft gezet met de overweging dat zij geen recht op een nabestaandenuitkering uit Nederland ontleent aan het NKV, omdat haar echtgenoot ten tijde van belang ook niet in Zuid-Korea verzekerd was voor de sociale zekerheid. De echtgenoot van appellante was namelijk ten tijde van belang wel degelijk in Zuid-Korea verzekerd voor de sociale zekerheid. Ten gronde heeft de rechtbank geoordeeld dat appellante toch geen recht heeft op een nabestaandenuitkering uit Nederland, omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet meer woonde of werkte in Nederland en in het NKV geen bepaling opgenomen is die erin voorziet dat appellante naast het nabestaanden pensioen dat zij uit Zuid-Korea ontvangt, tevens een (gedeeltelijke)
ANW-uitkering kan ontvangen. Verder is bij de aangevallen uitspraak het beroep verworpen dat appellante heeft gedaan op het recht van de Europese Unie. Daarbij is in aanmerking genomen dat uit toereikend onderzoek gebleken is dat de echtgenoot van appellante, voor zover in dit geding van belang, niet verzekerd is geweest in een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.
3. Het hoger beroep van appellante richt zich tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit. Appellante heeft te kennen gegeven dat de nabestaandenuitkering die zij uit Zuid-Korea ontvangt is gebaseerd op een verzekerde periode van een jaar en zij meent in aanmerking te komen voor een aanvullende pro-rata nabestaandenuitkering uit Nederland die is gebaseerd op een verzekerde periode van vijf jaar. In dit verband heeft appellante opnieuw een beroep gedaan op het NKV en het recht van de Europese Unie. Daarbij heeft appellante erop gewezen dat op de website van de Svb is vermeld dat ook aanspraak kan bestaan op een nabestaandenuitkering op grond van de ANW, indien een overledene in het verleden in Nederland heeft gewerkt en hij op de datum van zijn overlijden voor de sociale zekerheid verzekerd was in een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland of in een land waarmee Nederland een bilateraal verdrag heeft gesloten over sociale zekerheid.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Het gaat in dit geding in hoger beroep om de beantwoording van de vraag of de rechtbank met recht heeft geoordeeld dat appellante niet in aanmerking komt voor een nabestaandenuitkering uit Nederland.
4.2.
De Raad kan zich vinden in de overwegingen die de rechtbank in de aangevallen uitspraak ten grondslag heeft gelegd aan het in stand laten van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit. Daar wordt kortheidshalve naar verwezen. De echtgenoot van appellante heeft zich vanaf zijn vertrek naar Zuid-Korea niet vrijwillig verzekerd voor de ANW en er zijn onvoldoende concrete aanknopingspunten om aan te nemen dat hij op het moment van zijn overlijden nog in Nederland verplicht verzekerd was voor de ANW of om daar nader onderzoek naar te (laten) verrichten. Ook komt appellante ingevolge het recht van de Europese Unie of het NKV niet in aanmerking voor een nabestaandenuitkering uit Nederland. Wat betreft de door appellante aangehaalde informatie van de website van de Svb wordt daarbij – ter verduidelijking – nog opgemerkt dat in sommige door Nederland gesloten bilaterale verdragen over sociale zekerheid bepalingen opgenomen zijn die erin voorzien dat er bij het overlijden van een gewezen verzekerde buiten Nederland recht ontstaat op een
pro-rata nabestaandenuitkering uit Nederland. Het NKV behoort evenwel niet tot die categorie verdragen. Aan het recht van de Europese Unie ontleent appellante geen aanspraak op een pro-rata ANW-nabestaandenuitkering uit Nederland, omdat de echtgenoot van appellante niet in een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland verzekerd is geweest voor een uitkering van dezelfde aard.
4.3.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak terecht in stand zijn gelaten. Hieruit volgt dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en L. Koper en P. Vrolijk als leden, in tegenwoordigheid van J.M.M. van Dalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2016.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) J.M.M. van Dalen
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

UM