ECLI:NL:CRVB:2016:3561

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 september 2016
Publicatiedatum
23 september 2016
Zaaknummer
16/195 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.J. Simon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift tegen beëindiging Koopkrachttegemoetkoming

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar beroep tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond had verklaard. Het besluit van de Svb, genomen op 23 december 2014, beëindigde de Koopkrachttegemoetkoming Oudere Belastingplichtigen (KOB) per 1 januari 2015 en stelde dat appellante in plaats daarvan inkomensondersteuning AOW zou ontvangen. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar diende dit bezwaar pas op 23 februari 2015 in, wat na de wettelijke termijn van zes weken was. De Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat appellante geen verschoonbare redenen had aangedragen voor de termijnoverschrijding.

De rechtbank oordeelde dat de medische verklaring van appellante, die stelde dat zij door geheugenverlies niet in staat was om tijdig bezwaar te maken, onvoldoende was om aan te tonen dat zij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat was om bezwaar te maken of hulp in te schakelen. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt en verwees naar een medische verklaring van haar neuro-psychiater, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Svb terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad bevestigde dat appellante niet tijdig bezwaar had gemaakt en dat er geen verschoonbare redenen waren voor de termijnoverschrijding. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

16/195 AOW
Datum uitspraak: 23 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
14 december 2015, 15/4273 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (Marokko) (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2016. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van der Weerd.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 23 december 2014 heeft de Svb de Koopkrachttegemoetkoming Oudere Belastingplichtigen (KOB) per 1 januari 2015 beëindigd en aan appellante meegedeeld dat zij in plaats hiervan inkomensondersteuning AOW krijgt.
1.2.
Bij brief van 23 februari 2015 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen het besluit van
23 december 2014.
1.3.
De Svb heeft appellante bij brief van 31 maart 2015 gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. Appellante heeft in reactie hierop te kennen gegeven dat zij te laat bezwaar heeft gemaakt omdat zij oud en geestelijk ziek is.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 11 juni 2015 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 23 december 2014 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de termijn voor het indienen van bezwaar is overschreden en de Svb geen redenen bekend zijn op grond waarvan de te late indiening van het bezwaarschrift verschoonbaar zou zijn.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De medische verklaring van die appellante heeft ingediend ter ondersteuning van haar standpunt dat zij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken omdat zij aan geheugenverlies lijdt, achtte de rechtbank onvoldoende om tot het oordeel te komen dat zij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat is geweest zelf bezwaar te maken of daartoe een derde in te schakelen.
3. Appellante heeft in hoger beroep de aangevallen uitspraak betwist. Zij heeft aangevoerd dat zij vanwege haar hoge leeftijd en verminderde, geestelijke, gezondheid niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Voorts heeft appellante gewezen op de medische verklaring van
dr. Talhaoui Saeyd, neuro-psychiater van 30 juni 2015.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Overeenkomstig artikel 6:8 van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Aangezien het primaire besluit dateert van 23 december 2014 en appellante de verzending van het besluit niet heeft betwist, moet worden aangenomen dat de bezwaartermijn op 24 december 2014 is aangevangen en op 4 februari 2015 is geëindigd.
4.3.
Nu appellante eerst bij brief van 23 februari 2015 bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 23 december 2014, moet worden vastgesteld dat appellante niet tijdig bezwaar heeft ingesteld.
4.4.
Appellante heeft geen omstandigheden aangevoerd, op grond waarvan die overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is te achten in de zin van artikel 6:11 van de Awb. De bij de rechtbank ingediende medische verklaring kan ook de Raad niet tot het een ander oordeel brengen omdat, nu deze brief geen betrekking heeft op de periode in geding, hieruit niet kan worden opgemaakt dat appellante gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat is geweest om zelf, of met hulp van anderen, bezwaar te maken tegen het bestreden besluit. Dit betekent dat de Svb terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.5.
Uit wat hiervoor onder 4.2 tot en met 4.4 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak bevestigd moet worden.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2016.
(getekend) H.J. Simon
(getekend) M.S.E.S. Umans

SS

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par H.J. Simon en présence de M.S.E.S. Umans en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 23 septembre 2016.