ECLI:NL:CRVB:2016:3558

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 september 2016
Publicatiedatum
23 september 2016
Zaaknummer
15/6119 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.J. Simon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van de Sociale Verzekeringsbank om terug te komen op een eerder besluit inzake nabestaandenuitkering

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1955 en woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) om haar aanvraag voor een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) af te wijzen. De aanvraag was gedaan naar aanleiding van het overlijden van haar ex-echtgenoot op 23 juni 2009. De Svb had eerder, op 5 maart 2010, de aanvraag afgewezen omdat de ex-echtgenoot op het moment van overlijden niet verzekerd was onder de ANW en ook niet onder de Marokkaanse wettelijke regeling. Appellante heeft in 2014 opnieuw een aanvraag ingediend, die door de Svb werd opgevat als een verzoek om terug te komen op het eerdere besluit. De Svb weigerde dit, wat leidde tot de rechtszaak.

De rechtbank Amsterdam had in een eerdere uitspraak het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep geoordeeld dat de Svb terecht heeft geweigerd om het eerdere besluit te herzien. De Raad oordeelde dat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die een herziening van het besluit rechtvaardigden. Bovendien was het aan haar ex-echtgenoot toegekende AOW-pensioen na 1 januari 2000 niet meer voldoende voor verplichte verzekering onder de ANW. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten.

De uitspraak werd gedaan door H.J. Simon, met M.S.E.S. Umans als griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2016. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

15/6119 ANW
Datum uitspraak: 23 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
15 juli 2015, 14/8365 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2016. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.J.A. Erkens.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren in 1955, is woonachtig in Marokko. Zij heeft in 2010 een aanvraag om een nabestaanden- en halfwezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) gedaan in verband met het overlijden van haar ex-echtgenoot [naam A]
( [A] ) op 23 juni 2009. Appellante is in 1997 van [A] gescheiden. Bij besluit van 5 maart 2010 heeft de Svb de aanvraag om beide uitkeringen afgewezen omdat [A] op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de ANW en evenmin op grond van de Marokkaanse wettelijke regeling. Dit besluit staat in rechte vast.
1.2.
Laatstelijk op 30 juni 2014 heeft appellante de Svb weer verzocht om een nabestaandenuitkering. De Svb heeft dit verzoek opgevat als een verzoek om terug te komen van het besluit van 5 maart 2010. Bij beslissing op bezwaar van 28 november 2014 (bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 1 september 2014, waarbij is geweigerd om terug te komen van het besluit van 5 maart 2010, gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat de Svb bij de toetsing is uitgegaan van de verkeerde periode. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit heeft de rechtbank in stand gelaten, omdat ook ten aanzien van de in acht te nemen periode voor en na 30 juni 2014 tot de conclusie wordt gekomen dat de Svb terecht heeft kunnen weigeren om het besluit van 5 maart 2010 te herzien.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij arbeidsongeschikt is, onder medische behandeling staat en niet kan werken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de gestelde aanspraak van appellante op een nabestaandenuitkering aangemerkt moet worden als een duuraanspraak. Dit betekent dat ingevolge vaste rechtspraak van de Raad bij de toetsing van het besluit waarvan herziening is gevraagd een onderscheid gemaakt moet worden tussen het verleden en de toekomst. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Raad het juiste toetsingskader gehanteerd.
4.2.
Ter ondersteuning van haar aanvraag heeft appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd. Voor een inhoudelijk toetsing van het besluit van 5 maart 2010, voor zover dat de periode voorafgaande aan de nieuwe aanvraag betreft, is dan ook geen plaats.
4.3.
Wat betreft het tijdvak na de nieuwe aanvraag heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de ex-echtgenoot van appellante op het moment van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de ANW en ook niet volgens de Marokkaanse wettelijke regeling. Het aan
[A] toegekende AOW-pensioen kon na 1 januari 2000 niet meer tot verplichte verzekering voor de ANW leiden. Voorts is niet gebleken dat [A] zich vrijwillig voor de ANW had verzekerd. De nieuwe aanvraag is door de Svb ook met betrekking tot de periode na die aanvraag terecht afgewezen.
4.4.
Uit wat onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak bevestigd dient te worden.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2016.
(getekend) H.J. Simon
(getekend) M.S.E.S. Umans
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par H.J. Simon en présence de M.S.E.S. Umans en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 23 septembre 2016.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas: Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de
groupe d’assurés.