ECLI:NL:CRVB:2016:3546
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar door het oudste kind
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de kinderbijslag aan een appellant die in Marokko woont. De appellant ontving kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor zijn kinderen, maar de Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft hem meegedeeld dat hij met ingang van het derde kwartaal van 2015 geen kinderbijslag meer ontvangt. Dit besluit is gebaseerd op de regelgeving die stelt dat mensen die niet in Nederland wonen of werken, geen recht hebben op kinderbijslag. De appellant had recht op kinderbijslag op basis van een overgangsregeling, maar deze regeling verviel toen zijn oudste kind 18 jaar werd.
De Svb heeft het bezwaar van de appellant tegen het besluit om de kinderbijslag te beëindigen ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ook ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de Svb ten onrechte de kinderbijslag heeft beëindigd. De Svb heeft verzocht om de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de Svb terecht heeft gehandeld. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant tot 1 januari 2000 verzekerd was voor de AKW, en dat hij na deze datum, tot 1 januari 2006, doorlopend verzekerd bleef. Echter, per 1 januari 2006 is de rechtspositie van de appellant geregeld in artikel 7c van de AKW, wat betekent dat hij recht had op kinderbijslag zolang het jongste kind waarvoor hij recht had op kinderbijslag nog geen 18 jaar was. Aangezien het oudste kind van de appellant 18 jaar is geworden, heeft de Svb terecht de kinderbijslag beëindigd. De Raad heeft het hoger beroep van de appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.