ECLI:NL:CRVB:2016:3317
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.H.M. van de Ven
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet-gemelde stortingen en opnames op spaarrekening
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellante, die sinds 16 augustus 1998 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep tegen het besluit van het dagelijks bestuur ongegrond verklaarde. Het dagelijks bestuur had de bijstand van appellante ingetrokken omdat zij geen melding had gemaakt van aanzienlijke stortingen en opnames op haar spaarrekening, waardoor haar vermogen boven de geldende grens kwam. Appellante had verklaard dat de spaarrekening niet haar eigendom was, maar van haar broer, en dat zij het geld voor hem beheerde. De Raad oordeelt dat appellante de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de stortingen en opnames. De Raad stelt vast dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over relevante feiten te vergaren, maar dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet over de gestorte gelden kon beschikken. De Raad bevestigt de intrekking van de bijstand en wijst het verzoek om schadevergoeding af.